
Communicatie is een belangrijke sleutel in het vinden van verbinding. De taal begrijpen, kunnen lezen en schrijven, de context begrijpen om te weten welke betekenis een woord heeft: dat is iets wat je in je moedertaal met de paplepel krijgt ingegoten. Hier in Nederland maakt taal een belangrijk deel van mijn vak als woordvoerder uit. Net een ander woord, een ander bijvoeglijk naamwoord, een andere zinsopbouw, een andere uitspraak: het kan een wereld van verschil betekenen.
Het spelen met en wegen van woorden, het door je hoofd laten draaien van verschillende zinnen: het kost me hier geen moeite. Maar straks gaan we Nederland verlaten en dan helpt mijn Nederlandse moedertaal me niet meer. In onze Italiaanse provincie is geen Nederlandse community. Engels wordt er slechts mondjesmaat gesproken.
Ik ben al een flinke poos bezig met Italiaanse lessen. In het begin was ik vooral bewust onvaardig. Zodra ik Italiaans wilde spreken, herinnerde ik me alle Franse woordjes van de middelbare school. Maar het Italiaans bleef lekker diep in een hoekje van mijn hoofd zitten. In gedachten vormde ik perfecte zinnen, maar ik kon er niet mee communiceren.
De Man las 25 jaar geleden het boekje ‘Italiaans in zes weken’ en begon het vervolgens gewoon te spreken. Niet perfect, maar de verbinding was er. Bij mij bleven de perfecte zinnen alleen voor mij hoorbaar.
Maar nu moet ik dus. Gelukkig beginnen de de Italiaanse zinnen in mijn hoofd nu hun weg naar buiten te vinden. Ik kan een gesprek tussen vrienden volgen en ik kan (een langzaam) antwoord geven. En als ik met vreemden moet spreken, verover ik met mijn standaard beginzin -sto imperando Italiano- meteen alle harten. Het hoeft immers niet perfect te zijn. Want het gaat om de verbinding. Dát maakt een taal vloeiend, niet het streven naar perfectie.